Advocaat (verweerder) handelde klachtwaardig door klagers in het ongewisse te laten over de datum van een comparitie, het niet verrichten van bepaalde proceshandelingen, en het niet tijdig aanbrengen van een appeldagvaarding.
Verweerder heeft zich op juiste gronden en tijdig aan een aantal zaken onttrokken. Verweerder had de kort geding rechter niet in de gewraakte zin mogen informeren over de financiële situatie van klagers. De raad hierover: 'Op enig moment is de samenwerking tussen klagers en verweerder beëindigd. Verweerder drong hierop al langere tijd aan, omdat klagers allerhande, niet gangbare, (proces-)handelingen van verweerder verlangden die hij niet wilde uitvoeren. In toenemende mate ontstond een discrepantie tussen hetgeen klagers verlangden en verweerder in het kader van zijn beroepsuitoefening toelaatbaar vond. Voorts zijn werkzaamheden die door verweerder ten behoeve van klagers zijn verricht, voor een groot deel onbetaald gebleven. Bij brief van 26 februari 2010 heeft verweerder de samenwerking definitief opgezegd en aangekondigd zich te onttrekken in alle procedures waarin verweerder voor klagers of klagers’cliënten optrad. Verweerder heeft daarvoor een termijn van 4 weken gesteld. Klagers hebben vervolgens verweerder in een kort geding betrokken. Bij opgave van zijn verhinderdata heeft verweerder de rechtbank Zwolle/Lelystad verzocht “te bewerkstelligen dat de eisende partij (klagers) voorafgaande aan het geding zekerheid stelt voor een mogelijke proceskostenveroordeling en het griffiegeld; de ervaring zou leren dat een proceskostenveroordeling niet dan wel na absurd intensieve en langdurig en in veelheid van de proceskostende investering, wordt nagekomen. Dit klemt des te meer gegeven de geruchten omtrent de wankele financiële positie van eisende partij”. Gelet op de toch al verstoorde relatie tussen partijen had verweerder zich naar het oordeel van de raad van het schrijven van een dergelijke brief dienen te onthouden en heeft verweerder de verstoorde relatie onnodig verder op scherp gezet. Of het gestelde in de brief al dan niet juist is doet feitelijk niet ter zake. Dit klachtonderdeel is in zoverre dan ook gegrond.' YA2377 Raad van Discipline Arnhem 11-48 24 oktober 2011 |