} Er moet wel wat te verdelen zijn anders heeft een faillissement geen zin, zo is de strekking van een uitspraak van mr. C.M. Derijks op faillissementsverzoek van een gedetineerde. En dat een aanvrager van een faillissement zodoende een redelijk belang moet hebben is vaste rechtspraak. De gemachtigde van aanvrager heeft verklaard dat aanvrager geen bezittingen heeft die verhaal zouden kunnen bieden aan schuldeisers. Aanvrager zal tot 2011 gedetineerd zal blijven. Hij heeft dus evenmin uitzicht op inkomsten uit een betaalde baan. De rechtbank oordeelt als volgt: 'De vraag is of de aangever onder de gegeven omstandigheden bij de faillietverklaring een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW. De Hoge Raad heeft in de beschikking van 10 november 2000 (NJ 2001/249 m.o PvS), in navolging van die van 10 mei 1974 (NJ 1975/267), geoordeeld dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de baten en dat de rechter in beginsel eerst na kennisneming daarvan kan beoordelen of sprake is (geweest) van misbruik van bevoegdheid dan wel gebrek aan een redelijk belang.
In casu staat volgens de (gemachtigde van) aanvrager zelf vast dat er geen bezittingen zijn, zodat redelijkerwijs ervan uit mag worden gegaan dat er geen baten zijn. Ten gevolge hiervan kan in redelijkheid niet worden verwacht dat een curator wordt belast met een onderzoek, waarvan deze zelf de kosten moet dragen. Voor de schuldeisers van aanvrager is er geen enkel belang bij een faillissement omdat een faillissement, gelet op het vorenstaande, niet tot enige uitkering aan schuldeisers zal leiden. Er is derhalve sprake van onevenredigheid tussen het belang van de aanvrager bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, zijnde de niet-verhaalbare kosten van de curator. Voorgaande feiten en omstandigheden op zich en in onderling verband beschouwend komt de rechtbank tot het oordeel de aanvraag dient te worden afgewezen.' LJN: BJ9971, Rechtbank 's-Gravenhage, 348313/FT-EA 09.349 uitspraak van 29 september 2009 |